La Marmotte door Wim van Brink
Om te wennen aan het ritme van het klimmen en dalen zou je zeker een week van te voren in de Franse Alpen moeten zijn. Pak in de training niet gelijk die grote jongens, daar word je niet beter van. Een Croix de Fer is leuk om te beginnen. Op en neer naar de top van de Col du Lautaret, goed te doen. Les Deux-Alpes ook een mooie klim om te wennen. De klim naar La Berarde, zeer mooi en rustig.
Een heel aardige route met wat beschaafde klimmen is de volgende;
Le Bourg-d’Oisans N91 richting Grenoble, bij Sechilienne l.a. (de D114) nemen, je komt dan langs, jawel St. Barthelemy , de Franse vertaling van Bartelehiem, naar Valbonnais (D526). Weg vervolgen en na Chantelouve ga je de Col d’Ornon op. Een hele prettige klim en een mooie afdaling tot aan de N91 om vervolgens naar Le Bourg-d’Oisans te fietsen. Ben je even lekker bezig. Afstand plus minus 100 kilometer.
Nog een tip. Zorg voor een demontabel lampje; voor en achter. Contador is eens uit een tunnel geplukt door de Franse politie omdat hij geen verlichting voerde. Het lampje heb je nodig als je van Le Bourg-d'Oisans naar de top van de Col du Lauteret fietst. Na het dorp La Grave moet je door een paar aardedonkere tunnels.
La Marmotte, hoe alles toch goed kwam.
Iedereen heeft wel eens een bevlieging. Die van mij was het fietsen van de La Marmotte. Een beulstocht in de Franse Alpen over 174 km en meer dan 5000 hoogtemeters. Mijn eerste deelname was in 1986. Je kon je toen nog inschrijven bij de start. Even een briefje tekenen dat je kerngezond was, 100 FF inleveren, het startnummer in ontvangst nemen en zorgen dat je de volgende dag om 07.15 uur bij de start stond met 2860 anderen.
Met mijn 44 jaar viel ik nog net in categorie. Dat betekende voor de Marmotte d’or een tijd van 8.30 uur. Scherp maar te doen, vermits goed getraind, gerepecureerd en voorzien van de nodige stimulantia, zoals Fries suikerbrood, krentenbolletjes en aanmaaklimonade. Haar van de benen uiteraard, scheelt toch 5 gram en wat denk je van de luchtweerstand.
In de voorafgaande weken aardig getraind in de omgeving van Castelane en verder alles beklommen wat er rond de startplaats te beklimmen viel. Mijn optimisme was gerechtvaardigd. De Alpe d’Huez binnen het uur, de Croix de Fer, inclusief aanloop in 2.30 uur. De Col du Galibier van de korte kant in 43.15, daarna afgedaald en nogmaals van de lange kant naar boven in 1.11.49.
Dan is het moment daar. Bloed-je-nerveus aan de start. Van acquit vol erin. Dat deden er meer. Het leek wel een koers. Na een paar kilometer gingen er een paar vol op hun plaat. Het medisch team kon gelijk aan de slag. Een mooi klimritme zat er niet in. Het stokte regelmatig. Het kaf was nog niet van het koren gescheiden, zodat het dringen was in de klim van de Col de Croix de Fer. Maar ik zat op schema.
In 1986 beklom je de Croix de Fer en daalde deze ook weer af. Dat was en is geen pretje. Voor de halve paardenkop die daar woont leggen ze niet elk jaar een strak stuk asfalt neer. Dus het is gaten ontwijken. Bij een gangetje van 60 km. per uur lukte dat een keer niet en pffff, binnen 3 meter plat. Even binnenbadje vervangen? Ja wat denk je; bandenwippertjes vergeten. Iedereen suist je voorbij en die gaan echt niet vol in de rem voor zo’n eikel met een platte band en zonder gereedschap. Met een roestige spijker en wat stukjes hout het toch voor elkaar gekregen. 25 minuten op het schema verloren. De snee was er uit.
Na een stuk vals plat volgde de Col du Telegraphe. 11,5 km omhoog en een bordje in zicht dat de top van de Col du Galibier slechts 33,5 km van je verwijderd is. Dank u. De temperatuur was inmiddels tot grote hoogte gestegen en je zag de eersten afstappen. De pijn in mijn rug nam grootse vormen aan. De zetpil, die ik normaal gebruikte om te zorgen dat ik zonder rugpijn de bedstee kon verlaten, drukte ik in de daarvoor bestemde gaatje en zie de pijn verdween. Zo’n pil is niet alleen een pijnbestrijder maar ook een spierverslapper. Dat heb ik geweten.
De afdaling van de Galibier was bijzonder. In de voorafgaande tijd had het op de top flink gesneeuwd. Meters hoog lag het langs de kant. Door de hoge temperatuur smolt het en de weg was kleddernat. Voorzichtig aan dus, maar niet voor een Spanjaard en ja hoor weer moest een ziekenwagen uitrukken.
De vlam was er bij mij wat uit, het ging op het spaarbrandertje. Gelukkig een lange afdaling, met vergis je niet, een venijnig tussenstukje waar de pootjes goed kunnen verzuren. Ook niet uit te vlakken zijn de tunnels die je door moet. Zorg dat je voor een auto zit, dan zie je tenminste waar je fietst.
Aan de voet van de klim naar de l’Alpe d’Huez stond mijn vrouw met een blikje roomrijst en een verwonderde blik; van wat ben jij laat, op mij te wachten. Het blikje rijst gelaten voor wat het was. Ik had nog 1 ½ uur voor zilver. Een troostprijs maar vooruit. Tot het dorp La Garde ging het nog, maar toen. Het was gebeurd, zag de hemel voor een doedelzak aan, pakte alles aan wat vochtig was en moest mij op de vangrail zetten.
Daar kun je niet eeuwig op blijven zitten, krijg je zo’n rare afdruk van op je kont dus toch maar verder. Ben er daarna nog drie keer afgeweest. Wat moest mij over deze inzinking heen helpen? Een schot hagel in een welbekende plaats? Slechts een ding stond mij voor ogen en dat was bovenkomen. Dat is ook gelukt, de laatste 3 km. zelfs in een strak tempo. Had voor de klim 1u 45 min en 32 sec. nodig. Boven van de schrik maar een shagje opgestoken. Ja, ik rookte in die tijd. Heerlijk! Vond ik toen. De tijd? 10 u. 10 min. 32 sec.
Na deze rampzalige tocht nam ik mij voor het nog eens over te doen.
In 1986 haalde ik zilver met een tijd van 9u. 6min. en 45 sec. 9 uur was de limiet voor goud.
In het jaar 1991, inmiddels in mijn 50ste levensjaar, heb ik de kroon op het werk gezet met een tijd van 8 uur, 39 minuten en 5 sec. Goud!!!!
Wim van Brink